m. (-en, -s), (ook: hydraulische motor), motor waarin hydrostatische energie van een toegevoerde vloeistof omgezet wordt in mechanische energie, m.n. een koppel.
(e) Hydromotoren zijn in wezen constructief gelijk aan hydraulische pompen. Keert men de werking van een pomp (zonder veerbelaste kleppen!) om door er vloeistof met een zekere druk doorheen te drukken, dan zal onder bepaalde voorwaarden het beweegbare pompelement bewogen worden. De motoren kunnen ingedeeld worden in motoren met onbegrensde, resp. met begrensde draaiingshoek. Van hydromotoren met onbegrensde draaiingshoek zijn de constructieprincipes dezelfde als bij ➝hydraulische pompen. De andere groep kan ingedeeld worden in:
1. vleugelmotoren: het bewegend element is een rotor met een of twee vleugels;
2. zuigermotoren, die een of meer beweegbare zuigers hebben.
De hydraulische motor wordt dikwijls toegepast voor het continu beïnvloeden van de omwentelingssnelheid van de aangedreven inrichting. Wegens de vele voordelen vindt de hydraulische motor in toenemende mate toepassing in vele gebieden van de werktuigbouwkunde. Deze voordelen zijn o.a.: geringe omvang, gering gewicht, vrije plaatsing in verband met de energieoverdracht door pijpleidingen. Verder geschiedt het omkeren van de beweging snel en stootvrij, de aandrijfas kan zonder tussengeschakelde koppeling ontlast aanlopen, remmen is soepel en stootvrij mogelijk met terugwinning van de energie. De meest voorkomende installatie is die van de regelbare pomp, waarvan de vloeistofstroom ingesteld kan worden tussen nul en de maximale waarde, gecombineerd met een nietregelbare motor. Door middel van een omloopleiding en een tweewegkraan is de richting van de vloeistofstroom naar de motoren om te keren, ➝hydrostatische aandrijving.
LITT. F.D.Stuyvenberg en J.Vinke, Hydraulische aandrijving (1971).