m. (-en), 1. iemand die een ander voor geld dient, meestal in ongunstige zin: de grootvizier werd door huurlingen van de sultan uit de weg geruimd;
2. huursoldaat (e).
(e) De huurling biedt zijn diensten aan de meest biedende aan, tot wie hij dan ook in een zakelijke relatie komt te staan. De beloningen en de te verrichten prestaties worden meestal vrij scherp van te voren bepaald, waarbij de huurling, in geval van het uitblijven van de beloning, zich de vrijheid kan voorbehouden plotseling zijn diensten elders aan te bieden, verhaal te zoeken bij de burgerbevolking, dan wel de bezittingen van zijn in gebreke blijvende opdrachtgever te plunderen. Tenzij een opdrachtgever over ruime financiële middelen beschikt, is het ten uitvoerleggen van tijdrovende militaire operaties met behulp van huurlingen een hachelijke zaak. Voor de huurling spelen overwegingen van nationale rechten en plichten gewoonlijk een ondergeschikte rol. Loyaliteit kent hij meestal slechts jegens de eigen commandanten en de eigen huurlingentroep. Kenmerkend is nl. dat huurlingen gewoonlijk in etnisch homogene groepen georganiseerd zijn en vaak een felle animositeit aan de dag leggen jegens huurlingen van andere etnische of nationale herkomst, zelfs wanneer deze voor dezelfde opdrachtgever vechten.
Huurlingeneenheden bestaan uit specialisten in de gewelduitoefening en vanouds hebben zij een aantal gildeachtige kenmerken vertoond. Zo was het bij vele huurlingenverbanden lange tijd niet ongebruikelijk dat het interne beheer en bestuur van de troep op betrekkelijk democratische wijze geregeld bleef. De meeste invloed was hierbij voor de ervaren en beproefde veteranen weggelegd. Omdat huurlingen weinig belang hechtten aan overwegingen van nationale eer, recruteerden de opdrachtgevers zoveel mogelijk vreemdelingen. Hun positie als vreemde minderheid vergrootte vanzelfsprekend hun kwetsbaarheid, een omstandigheid die de opdrachtgever kon gebruiken om zijn macht over hen uit te breiden. Deze positie maakte huurlingen ook bij uitstek geschikt voor de rol van (soms zeer decoratieve) lijfwacht. Juist deze vertrouwenstaak heeft hen vaak in de gelegenheid gesteld een staat in de staat te gaan vormen en hun opdrachtgever ter zijde te schuiven.
Huurlingenformaties zijn te verwachten in gemeenschappen waar de leden van wapendracht zijn uitgesloten, waar deze leden er zich te goed voor voelen of waar zij ten opzichte van vijandige gemeenschappen in de minderheid zijn.
Traditioneel huurlingen-leverende gebieden zijn vaak landelijke streken waar een zekere mate van armoede of overbevolking heerst. Dat wordt nog versterkt door de aanwezigheid van een in het wapenbedrijf geoefende groepering, zeker wanneer de leden daarvan specialisten zijn. De Zwitserse voetsoldaten uit de 14e-18e eeuw, de Duitse landsknechten uit de 16e-17e eeuw en de Engelse longbow men uit de middeleeuwen en renaissance zijn voorbeelden hiervan. Ook werd de armere adel, die de weg naar het koningshof niet kon inslaan, veelvuldig in de huurlingenverbanden aangetroffen, wat deze eenheden een in sociaal opzicht zeer gemengd aanzien verschafte.
Huurlingenformaties verdwijnen waar de nationale staat opkomt. Wanneer deze de algemene dienstplicht niet kent en met kleine beroepslegers werkt, is de kans aanwezig dat huurlingenachtige formaties gehandhaafd blijven (ook wanneer de leden hiervan zichzelf als nationalisten beschouwen, zoals b.v. bij de beruchte Freikorpsen in Duitsland vlak na 1918). De waardering die aan huurlingen wordt toegekend, is met de opkomst van de nationale staat scherp gedaald. Vroeger was de waardering voor huurlingen in sterke mate afhankelijk van de capaciteit van hun opdrachtgevers hen op tijd en adequaat te betalen en om hen van leegloop en plunderen te weerhouden. Lukte deze opzet dan kon een oorlog die met huurlingenformaties werd uitgevochten beperkt en gereguleerd blijven. Mislukte deze opzet echter dan werd niet alleen de oorlog voor de burgerbevolking een gruwel, maar ook de vrede. Immers grote aantallen losgeslagen en ontheemde soldaten stroopten dan het land af en weigerden om naar het in hun ogen zo veel moeizamer en saaier burgerbestaan terug te keren.
Sommige landen hadden nog lang huurtroepen in de vorm van een vreemdelingenlegioen voor militaire diensten in overzeese gebieden (Frankrijk, Spanje). Na beëindiging van de koloniale regimes in m.n. Afrika (Kongo, Angola) zijn (meestal blanke) huurtroepen, vooral bij guerrillaoorlogvoering, weer veel gebruikt.
LITT. P.Schmitthenner, Krieg und Kriegführung im Wandel der Weltgeschichte (1930); E.von Frauenholz, Das Heerwesen der Schweizer Eidgenossenschaft (1936); F.Redlich, The German military enterpriser and his workforce (2 dln. 1964); G.Blond, La Légion étrangère (1967); A.Mockler, Mercenaries (1969); G.Trease, De huurlingen (1974).