Oosthoek Encyclopedie

Oosthoek's Uitgevers Mij. N.V (1916-1925)

Gepubliceerd op 27-06-2020

Hutcheson

betekenis & definitie

Francis, Engels filosoof, *8.8.1694 Drumalig, ♰1746 of 1747 Glasgow. Hutcheson werd in 1729 hoogleraar te Glasgow.

In navolging van Shaftesbury ontwierp hij een esthetisch gekleurde ethiek: het goede is als het schone in de wereld van het willen en het handelen; het bestaat uit de ontplooiing van een natuurlijke aanleg, en geeft ook een soort esthetische bevrediging. De mens bezit een natuurlijk (ingeboren) gevoel voor het goede en het schone; de ethiek heeft tot taak dit gevoel te analyseren; het verstand speelt in de ethiek slechts een ondergeschikte rol, nl. alleen bij de keuze van de middelen. Werken: Inquiry into the original of our ideas of beauty and virtue (1725), Essay on the nature and conduct of the passions and affections (1728), System of moral philosophy (1755).LITT. W.T.Blackstone, F.Hutcheson and contemporary ethical theory (1965).

< >