(huurde, heeft gehuurd),
1. zich het gebruik en genot van een zaak (roerend of onroerend) verschaffen gedurende bepaalde tijd en tegen een vooraf overeengekomen prijs: een huis —;
2. (een persoon) voor zekere tijd in dienst nemen tegen geldelijke vergoeding: daar ben ik niet op gehuurd, daartoe ben ik niet verplicht, ik bedank ervoor, heb er geen zin in.