David, Engels filosoof en geschiedschrijver, *26.4.1711 Edinburgh, †25.8.1776 Edinburgh. Na studie in de rechten verbleef Hume drie jaar in Frankrijk, waar hij zijn Treatise of human nature schreef, dat geen succes had.
Bekend werd hij door zijn meer populaire Essays. Daarna maakte Hume als secretaris van een gezantschap een grote reis door Europa en publiceerde hij o.m. zijn veel gelezen Political discourses. Van 1752—57 bibliothecaris te Edinburgh, begon hij daar zijn grote werk over de geschiedenis van Engeland. Als gezantschapssecretaris te Parijs (1763—66) in contact met de encyclopedisten en Rousseau, werd Hume in de salons der vrijdenkende grote wereld zeer gevierd. Humes empirisme was een voortzetting van het sensualisme (alle kennis stamt uit de zintuigen) van Locke en Berkeley. Hij onderscheidde slechts twee soorten voorstellingen: de indrukken (impressions) en de ideeën (ideas).
Er bestaat geen principieel verschil tussen beide. Een indruk is elke oorspronkelijke aandoening van het bewustzijn. Een idee is de verzwakte en reproduceerbare afbeelding van een vroegere aandoening. Er zijn dus geen a prioris of ingeboren ideeën. Gewoonlijk is de intensiteit van de indrukken groter dan die van de ideeën. De ideeën en zelfs de indrukken zijn enkelvoudig of samengesteld.
Een zeer complexe indruk (een stad b.v.) kan niet nauwkeurig door een corresponderende idee worden weergegeven. Anderzijds is een enkelvoudige idee steeds de exacte weergave van de corresponderende indruk. Het is ook mogelijk dat ideeën onderling gecombineerd worden en aanleiding geven tot complexe ideeën, die op geen corresponderende indruk steunen. Dit gebeurt door de →associatie. Meestal bezit het produkt van de associatie een zekere stabiliteit. Men onderscheidt drie bronnen van associatie: de gelijkenis, de aanraking in tijd en ruimte, de verhouding oorzaak-gevolg.
Alle complexe ideeën ontstaan dus uit associaties en Hume vergeleek de associatiekracht met de zwaartekrachtwet van Newton. Het spreekt vanzelf dat er geen kritische waarborg bestaat voor de waarheidsen realiteitswaarde van de complexe ideeën. Een lichaam, en ook een persoon, is slechts een bundel van voorstellingen; de relatie van oorzaak en gevolg berust uitsluitend op het constante samengaan van verschijnselen (→causaliteit). Alleen de wiskunde geeft zekere kennis. Nochtans leidt de stabiliteit van bepaalde associaties of complexe ideeën tot een gewoonte en deze gewoonte tot een geloof (belief) in de waarheid van sommige complexe ideeën. In het dagelijkse leven is een der gelijk geloof praktisch onontbeerlijk en nuttig, maar ook soms gevaarlijk.
Dit volslagen scepticisme leidt verder tot een louter pragmatische, utilitaristische en probabilistische moraal en politiek. Het strekt zich natuurlijk ook uit tot de godsdienstfilosofie. Humes filosofie vond in Frankrijk een gunstiger onthaal dan in Engeland. Niettemin zou zij op de ontwikkeling van de Engelse filosofie alsook op Kant een zeer grote invloed uitoefenen. Werken: Treatise on human nature (1739-40), Essays, moral, political and literary (1741), Enquiry concerning the principles of morals (1751), Political discourses (2 dln. 1751), Natural history of religion (1757), Enquiry concerning human understanding (1758), History of England (1763). Uitgaven: The philosophical works, door T.H.Green en T.H.Grose (1874 vlg.); Life and correspondence of D.Hume, door J.Burton (1968); The letters of D.Hume, door J.Greig (1969); Humes ethical writings, door A.MacIntyre (1970). LITT. D.MacNabb, D.Hume (1951); N.K.Smith, The philos. of D.Hume (1951); L.Bongie, D.Hume (1965); G.Nuchelmans, D.Hume (1965); A.Vergez, Hume (1969); R.Hall, A Hume bibl. (1970);Zabeeh, Hume (1973); D.Forbes, Humes philosophical politics (1975); U.Voigt, D.Hume und das Problem der Geschichte (1976).