m. (-en),
1. (vroeger) gehuurde schreier of schreister bij begrafenissen (e);
2. iemand die, m.n. kind dat voortdurend huilt; (ook) kwezel, huichelaar;
3. (vroeger) vilten hoed met ronde bol en slappe, zeer brede, rondom neerhangende rand, nog lang door de koetsier van lijkwagens gedragen.
(e) Vroeger ging in de Nederlanden een dienaar van een aanzienlijke statig, in diepe rouw, over het midden van de straat om de dood van zijn meester bekend te maken. Hij droeg een vilten rouwhoed met ronde bol en zeer slappe rand, die hij van voren neergeslagen hield met behulp van een zwart koordje, waarvan hij het einde in de hand hield.