[→Fr. Huguenot, verbastering van Du.
Eidgenosse, waarmee de opstandige inwoners van Genève werden aangeduid?, afgeleid van le roi Hugon, kwade geest, duivel?, van huguenotes, waardeloze geldstukken?], m. (-noten), naam door de rooms-katholieken aan de Franse calvinisten gegeven.(e) De hugenoten waren ca.1550 al vrij sterk en rekruteerden hun aanhang m.n. uit arme edellieden, kleine burgers en ambachtslieden. In 1559 kregen de hugenoten hun kerkorde. Zij omvatten toen ca. 2000 gemeenten. Ca.1560 kregen de hugenoten grote politieke betekenis: belangrijke tegenstanders van de rooms-katholieke Guises als →Coligny en →Condé stelden zich aan het hoofd van de hugenoten. In 1562 verwierven zij buiten de steden vrijheid van godsdienstoefening, maar liet Frans de Guise te Vassy een bloedbad onder hen aanrichten. Dit was het sein tot de eerste der →godsdienstoorlogen, die Frankrijk tot het einde van de 16e eeuw teisterden.
In 1572 werd de grote invloed van de hugenoten (en in het bijzonder van de Colignys) beknot door een wijdvertakte massamoord op hen: de →Bartholomeüsnacht. In 1598 werd de strijd voorlopig beslecht door het Edict van Nantes, dat de hugenoten o.a. binnenlandse militaire steunpunten liet (→Nantes, Edict van). Aan de laatste maakte Richelieu na hardnekkige strijd om →La Rochelle een einde (1628). De vrijheid van godsdienst bleef gehandhaafd, tot koning Lodewijk XIV deze steeds meer veronachtzaamde en tenslotte door de opheffing van het Edict van Nantes annuleerde (1685). De daaropvolgende emigratie van hugenoten betekende een flinke stimulans voor de economische ontwikkeling van Pruisen, Nederland en Zwitserland. In de 18e eeuw leidde het verzet tegen de vervolgingen tot opstand van de →camisards (1702—06), maar de Verlichting bracht nieuwe tolerantie. In 1787 gaf Lodewijk XVI de hugenoten dezelfde rechten als zijn andere onderdanen.
LITT. A.Bailly, La réforme en France (1960); R. Stéphan, Hist. du protest, français (1961).