Duitse dichteres, *ca.935, ♱na 970 Gandersheim; uit adellijk geslacht.
Hrotswitha trad in het kanunnikessenkapittel Gandersheim. Zij schreef acht gedichten met legendarische hagiografische inhoud en zes dramas in rijmproza, waarin zij naar de vorm de Romeinse blijspeldichter Terentius nabootste, met de bedoeling echter een tegengif tegen zijn werken te leveren; voorts schreef Hrotswitha twee historische gedichten, een over keizer Otto de Grote (Gesta Ottonis imperatoris) en een over het ontstaan van haar klooster (Frimordia coenobii Gandershemensis). Uitgaven: door K.Strecker (1930); door M.Wiegand (1936; met Eng. vert.).
LITT. M.Butler, Hrosvitha (1960); A.L.Haight, Hrosvitha of Gandersheim (1965); B.Nagel, Hrotsvit von Gandersheim (1965).
