o., aantasting van hout door plantaardige organismen.
(e) Houtrot wordt onderscheiden in →bruine rot, →witte rot en zachte rot, die alle door schimmels (zwammen) worden veroorzaakt. De schimmels die bruine rot teweeg brengen, behoren evenals de verwekkers van witte rot tot de Basidiomycetes. Zachte rot wordt verwekt door Ascomycetes en Fungi imperfecti. De voornaamste voorwaarde voor het ontstaan van houtrot is de aanwezigheid van voldoende vocht. Hout met vochtgehalten lager dan 20 % wordt niet door schimmels aangetast. Verder hebben schimmels zuurstof nodig om zich te kunnen ontwikkelen.
Hout dat zich voortdurend onder water bevindt, wordt dan ook niet door schimmels aangetast. De houtsoorten zijn niet in gelijke mate vatbaar voor houtrot. De vijf duurzaamheidsklassen waarin de houtsoorten worden ingedeeld, hebben hoofdzakelijk betrekking op de weerstand ten opzichte van schimmels. Houtrot kan worden voorkomen door het vochtig worden van het hout te verhinderen (bij hout in gebouwen), door het gebruiken van een voor het desbetreffende doel voldoende duurzame houtsoort of door →verduurzamen. LITT. T.Hof, Houtaantasting en haar bestrijding (1954); K.S.G.Cartwright en W.P.K.Findlay, Decay of timber and its prevention (1956), W.Bavendamm, Der Hausschwamm und andere Bauholzpilze (1969); Houtvademecum VI, Houtverduurzaming (z.j.); NEN 3251; NEN 3252.