Oosthoek Encyclopedie

Oosthoek's Uitgevers Mij. N.V (1916-1925)

Gepubliceerd op 27-06-2020

hopeloos

betekenis & definitie

bn. en bw.,

1. geen hoop hebbend, twijfelend aan de vervulling van wensen of verwachtingen; uiting gevend aan deze stemming: hopeloze gebaren;
2. geen uitzicht op een goed einde, een gunstige afloop gevend of latend: de toestand van de zieke is —; geen uitzicht gevend op bevrediging: hopeloze liefde;
3. (bw.) op een wijze die hopeloos, wanhopig maakt: het gaat — langzaam; als bw. van graad: — vervelend; vandaar ook in predik, gebruik en als tw. voor: zeer slecht, beroerd.

< >