Chinese prov. ten noorden van het Toengting Meer, 187000 km2, 38 mln. inw. Hoofdstad: Woehan.
Hoepéi is grotendeels laagland dat doorsneden wordt door de Jang-tse-tjiang en de Han. Langs de noordgrens ligt het Hwai-jang Gebergte, langs de westgrens het rode zandsteengebergte van Oost-Szetsjwan. Het Midden-Jangtse-bekken heeft een subtropisch klimaat. De zomer is warm, de winter niet zo koud. Gemiddeld valt er 1100 mm neerslag (juni-aug.). Door het geringe verval van de rivieren kan zware neerslag in de zomermaanden ernstige overstromingen veroorzaken.
Rijst is het hoofdgewas, verder katoen, wintertarwe, gerst, maïs, sojabonen en oliezaden. Het voornaamste mineraal van Hoepéi is ijzererts, dat gedolven wordt bij Tajeh en verwerkt in Hwangsjih. De industrie omvat verder: chemie (kunstmest), wol, katoen, glas, cement, scheepsbouw. Behalve ijzererts worden ook steenkool, koper, mangaan en wolfraam geëxploiteerd. Bijna alle belangrijke steden liggen aan de Jang-tse-tjiang: Woehan, Itsjang, Sjasi, Hwangsjih; in het Handal: Siangfan.