m. (-en), hoornstructuur, die het uiteinde van de teen bij paardachtigen omgeeft.
(e) De hoefschoen is verdeeld in een wand, een zoolen een straalgedeelte. Op de overgang van wanden zoolhoorn, in de zogenaamde witte lijn, worden de spijkers voor het hoefbeslag ingeslagen. Bij de in de natuur levende dieren is de slijtage van de hoefschoen meestal in evenwicht met de aangroei. Bij het lopen op verharde wegen is de slijtage zonder hoefbeslag te groot.