tw.,
1. uitroep om iemand te laten ophouden, om een paard te laten stilstaan enz.: zeg maar —, als ik moet uitscheiden (met schenken enz.); roep nog maar geen —!, wees niet voorbarig; (spr.) men moet geen roepen, vóór men over de brug is;
2. uiting van schampere terechtwijziging: —! hij zal je wel anders leren; gebruikt om aan te duiden dat van het zoeven genoemde geen sprake is: ze hebben wel kritiek, maar zelf iets doen, — maar!