Westduitse stad in de deelstaat NederSaksen, 107000 inw. De industrie omvat o.a. ijzeren klokkengieterijen, elektronische apparaten, rubberprodukten en fijnmetaalwaren.
De oude stad is zwaar beschadigd in de Tweede Wereldoorlog (mrt. 1945); alleen de lle-eeuwse Sankt Moritzkerk, een zuilenbasiliek, bleef geheel intact. De rooms-katholieke Godehardkerk (12e eeuw) in romaanse stijl is evenals de protestantse Michaeliskerk (11e eeuw) een romaanse basiliek met zes torens en de beroemde bronzen deuren van bisschop Bernward, gerestaureerd. De stad bezit een hogere landbouwschool en proefstation, een seminarie van de Evangelistisch-Lutherse Kerk, en het Pelizaeusmuseum met een belangrijke Egyptische verzameling. GESCHIEDENIS. Hildesheim ontstond in de 7e eeuw als handelsplaats. In 815 stichtte Lodewijk de Vrome het bisdom Hildesheim. Ca.lOOO was het een bloeiende nederzetting.
In de 14e eeuw werd de stad Hanze-lid en trad zij toe tot de Nedersaksische stedenbond. De Dertigjarige Oorlog luidde het verval van de stad in. In de 20e eeuw bloeide Hildesheim economisch weer op. In 1928 kreeg het een haven en een aansluiting op het Mittellandkanaal. LITT. J.H.Gebenar, Die Stadt Hildesheim (1950);J.Nowak, Hildesheim (1957).
Zilverschat van Hildesheim. Op 17.10.1868 werd bij het graven van een schietbaan aan de voet van de Galgenberg bij Hildesheim een vondst gedaan van ca. 70 stuks zilveren tafelgerei, grotendeels rijk bewerkt en versierd. Tot de belangrijkste stukken behoren de schotel met afbeelding van Athena en een krater versierd met rankenwerk dat gelijkenis vertoont met dat van de →Ara Pacis te Rome. De zilverschat wordt gerekend tot de hoogtepunten van de Romeinse zilversmeedkunst en wordt gedateerd omstreeks het begin van de christelijke jaartelling. Het zilver was waarschijnlijk het bezit van een voorname Romein of hoge officier die door omstandigheden het zilver moest begraven; gedacht wordt hierbij wel aan de Slag van Varro (9 n.C.). De schat bevindt zich in de Antikenabteilung van de Staatliche Museen, West-Berlijn. LITT.
U.Gehrig, Hildesheimer Silberfund in der Antikenabt. Berlin (1967); K.Lindemann, Der Hildesheimer Silberfund, Varus und Germanicus (1967).
