Oosthoek Encyclopedie

Oosthoek's Uitgevers Mij. N.V (1916-1925)

Gepubliceerd op 27-06-2020

hik

betekenis & definitie

m. (-ken), 1. singultis, een krampachtige wijze van inademing, die veroorzaakt wordt door een plotselinge samentrekking van het middenrif, waardoor de lucht met een scherp, hard geluid door de stemspleet stroomt (e); 2. opeenvolging van zulke samentrekkingen en het daarmee gepaard gaande geluid: ik heb de —.

(e) Men kan de hik onderdrukken door, tegen het ogenblik dat men de hik verwacht, langzaam diep in te ademen en dan de adem in te houden (het middenrif fixeren); daarna ademt men weer langzaam uit. Bij verschillende ziektetoestanden kan hik voorkomen, m.n. bij ontstekingen van het buikvlies. Bij tabes dorsalis komen soms hikcrises voor, perioden van niet te overwinnen hik. Ook kan deze wijze van ademen het gevolg zijn van beschadiging van de hersenen.

< >