Oosthoek Encyclopedie

Oosthoek's Uitgevers Mij. N.V (1916-1925)

Gepubliceerd op 27-06-2020

hiëroglief (hiëroglyfe)

betekenis & definitie

[➝Gr. glyfe, inkerving], v./m. (-en, -n), afzonderlijk teken van beeldschrift, m.n. van het Oudegyptisch schrift; (oneig.; in het mv.) raadselachtig, onleesbaar schrift.

(e) EGYPTE. De laatst bekende inscriptie in hiërogliefen dateert uit 394 n.C., toen het schrift echter al lang niet meer voor profane doeleinden werd gebruikt, terwijl ook menige priester het slechts met moeite kon lezen. De informatie van klassieke auteurs en kerkvaders was weinig geschikt om de sleutel tot de hiërogliefen terug te vinden. Dat geldt ook voor de Hieroglyfica van Horapollo (4e eeuw n.C.), die er symbolen in zag, een opvatting, waaraan men tot in de nieuwere tijd bleef vasthouden, zoals o.a. Athanasius Kircher (1643). Een eerste begin van wetenschappelijke benadering waren de ontdekkingen van De Guignes (1758) en Ziega (1797) die waarschijnlijk onafhankelijk van elkaar opmerkten dat de door een ring omsloten hiërogliefen koningsnamen moesten zijn.

Een grote stap vooruit was het vinden van de steen van Rosette in 1799, waarop een decreet van de priesters van Memfis, ter ere van Ptolemaios v Epifanes, geschreven was in hiërogliefen, in demotisch schrift en in het Grieks (196 v.C.). Teruggrijpende op de reeds vermelde ontdekking concludeerde de Engelse natuurkundige T.Young, dat de ring met hiërogliefen de in de Griekse tekst vermelde koningsnaam πτολεμαιος moest zijn, hij las □ = p, = t, als een h (zonder betekenis) = ole, = ma, = i, = os.

Dit was bijna juist. Zijn vasthouden aan de mening, dat de hiërogliefen symbolen voorstellen, en het feit dat hij niet genoeg opschriften ter beschikking had, beletten hem verder te komen. J.F.Champollion slaagde hier wel in; hij las de naam op de juiste manier, doordat hij inzag, dat = o, =1, = m, al kon hij zich evenals Young nog niet geheel losmaken van de gedachte dat de hiërogliefen symbolen voorstellen. Via de koningsnamen kwam hij tot de ontcijfering van andere woorden en tenslotte tot de vertaling van een hele tekst.

Men onderscheidt in het hiërogliefenschrift (dat aanvankelijk een beeldschrift was):

1. woordtekens die hun oorspronkelijke betekenis hebben behouden: ☉ re = de zon, iah = de maan, du = berg, = hat = voorzijde, peh = achtereind enz.;
2. woordtekens die gebruikt werden om een woord aan te duiden dat uit bijna dezelfde medeklinkers bestond, b.v. per = huis, maar ook: pri = uitgaan;
3. woordtekens die langzamerhand tot fonetische tekens werden, die in elk woord gebruikt konden worden waarin de bedoelde medeklinkers voorkwamen, b.v. (men), dat ge-

bruikt wordt in mened = borst, menesj = schip enz.;

4. lettertekens (eigenlijk woorden met één consonant; vocalen werden niet geschreven) die samen het alfabet vormden;
5. de determinatieven, die öf in het algemeen het begrip, door het woord uitgedrukt, aangeven, b.v. (een man met de hand aan de mond) achter werkwoorden of zelfstandige naamwoorden die een verrichting met de mond aanduiden (b.v. spreken, drinken, gezang enz.) òf precies weergeven wat door het werkwoord of zelfstandig naamwoord wordt aangeduid, b.v. ssmt, paard, wordt weergegeven door een hiëroglief van een paard, sjendoet, schort, door een schort enz. ➝demotisch.

LITT. K.Sethe, Vom Bilde zum Buchstaben (1939); A.Scharff, Archäol. Beiträge zur Frage der Entstehung der Hieroglyphenschrift (1942); J.Capart, Je lis les hiéroglyphes (1946); J.M.A.Janssen, Hieroglyphen. Over lezen en schrijven in oud Egypte (1952); P.Lacau, Sur le système hiéroglyphique (1955).

HETTIETEN. De Hettieten kenden een beeldschrift dat door de 19e-eeuwse ontdekkers van de eerste inscripties Hettitisch hiërogliefenschrift werd genoemd. De taal werd al spoedig ter onderscheiding van het zgn. spijkerschrift-Hettitisch (➝hettitologie) hiërogliefën-Hettitisch genoemd. Het schrift kwam ca.1500 v.C. in gebruik als monumentaal schrift en komt voor op de officiële stempelzegels ter aanduiding van namen en titels van góden en stervelingen. Daarnaast heeft het zich vooral in het zuiden van Klein-Azië tot een cursiefschrift ontwikkeld dat ook voor teksten op vergankelijk materiaal, wellicht hout of wastafeltjes, is gebruikt. Er zijn ook teksten op lood gevonden. De Neohettitische staten hebben deze zuidelijke traditie van het hiërogliefenschrift voortgezet en gebruikten het voor hun Luwische taal (10e-8e eeuw v.C.; ➝Luwisch).

Het Hettitische beeldschrift kent, evenals het Egyptische en het spijkerschrift, woordtekens (ideogrammen), determinatieven en klanktekens. Deze laatste zijn in hoofdzaak echter open lettergrepen (medeklinker + klinker a, i of u) en zijn volgens het acrofonisch principe (sterke beklemtoning van eerste lettergreep) van Hettitisch-Luwische woorden afgeleid. Zo heeft het teken voor voet (voorstellende de typisch Anatolische bergschoen met ronde neus) de waarde ti van Hettitisch tiya-, gaan, lopen; de gevende hand heeft de waarde pi van Hettitisch piya-, geven. Hoewel de Egyptische hiërogliefen ongetwijfeld inspirerend hebben gewerkt op het ontstaan van dit schrift, is op een enkel symbolisch woordteken na, geen zakelijke verwantschap met de Hettitische hiërogliefen aanwezig. De schrijfrichting is per regel afwisselend van rechts naar links en van links naar rechts (boustrofedon), waarbij de tekens boven elkaar staan. De ontcijfering kwam ca. 1930 pas goed op gang dankzij de juiste interpretatie van vooral plaatsen persoonsnamen.

Hierdoor lukte het klankwaarden voor diverse lettergreeptekens vast te stellen. Dein 1947 gevonden tweetalige tekst van ➝Karatepe bevestigde het werk van de ontcijferaars. De ontcijfering is haast voltooid. LITT. E.Laroche, Les hiéroglyphes hittites i (1960); P.Meriggi, Hieroglyphisch-hethit. Glossar (1962); J.D.Hawkins e.a., Hittite hieroglyphs and Luwian (1973).

OERARTOE. Ook in het rijk van Oerartoe (9e-7e eeuw v.C.) gebruikte men, naast het van de Assyriers overgenomen spijkerschrift, een beeldschrift, dat men in navolging van het Hettitische als hiëroglifisch aanduidt. De kennis van dit schrift is nog zeer gebrekkig wegens het beperkte aantal inscripties; deze komen vooral voor op aarden kruiken en vaatwerk van metaal. LITT. R.D.Barnett, The hieroglyphic writing of Urartu (in: Anatolian studies presented to H.G. Güterbock, 1974).

< >