Johannes Benedictus van, Ned. officier en koloniaal bewindsman, 3.2.1851 Coevorden, ♱10.7.1924 Montreux. Van Heutsz onderscheidde zich in 1874-75 tijdens de Atjehoorlog (1873-1914) en was van 1898—1904 gouverneur van Atjeh.
Met C. ➝Snouck Hurgronje als adviseur maakte hij een einde aan de Atjehoorlog (➝korte verklaring). Van 1904-09 was hij gouverneur-generaal van Ned.Indië. Van hem werd verwacht dat hij het Ned. gezag in Indië zou consolideren (depacificatie), zodat stichting van ondernemingen mogelijk zou worden. Zijn militaire methodes lokten heftige kritiek uit, vooral na de bloedige expeditie onder leiding van G.C.E.van ➝Daalen in de Gajoen Alaslanden. Als gouverneur-generaal hervormde Van Heutsz het Ned. bestuur en breidde dit verder over de buitengewesten uit; hij verbeterde het onderwijs enigermate en herstelde het budgetair evenwicht. In zijn economische politiek schoot hij echter ernstig tekort.
Na de Eerste Wereldoorlog ontstond een legendevorming rond Van Heutsz en werd hij o.a. door H.Colijn (oud-adjudant van Van Heutsz) gezien als de kampioen van het Ned. gezag tegen de opkomende nationale Indonesische beweging. Werk: De onderwerping van Atjeh (1892).LITT. J.C.Lamster, J.B.van Heutsz (1942); J.C. Lamster, J.B.van Heutsz als gouverneur-generaal (1947); D.M.G.Koch, Batig slot (1960); P.van t Veer, De Atjehoorlog (1969); J.C.de Witte, J.B.
van Heutsz, leven en legende (1975).