Westduits stadje in de deelstaat Noordrijn-Westfalen, dicht bij de Ned. grens, 43 000 inw. In de nabijheid bevinden zich kolenmijnen, verder is er een glasblazerij en metaalindustrie.
In het begin van de 12e eeuw berustte de economische betekenis van de stad, behalve op de handel, al op de steenkoolwinning (dagbouw).