v., het slinken van de hersenen.
(e) Een geringe graad van hersenatrofie treedt bij oude mensen in het algemeen wel op: de hersenen vullen de schedelholte niet zo geheel op als op jeugdige of volwassen leeftijd. De windingen worden smaller, de groeven dieper en de zenuwcellen en -vezels blijken →-atrofie te vertonen. Dit gaat met stoornis in de functie gepaard. Er zijn ook enkele ziekten bekend waarbij zonder aantoonbare oorzaken hersenatrofie optreedt op middelbare leeftijd, meestal binnen enkele jaren voerend tot sterk geheugenverlies en karakterverandering. Ook kan hersenatrofie ontstaan wanneer de afvloed wordt belemmerd van de cerebrospinale vloeistof, die zich binnen de hersenkamers bevindt. De hersenventrikels gaan zich als gevolg van deze afvloedbelemmering vergroten (waterhoofd), waarbij het hersenweefsel ten dele verloren gaat. De oorzaak van deze belemmerde vochtafvloed kan velerlei zijn, b.v. een hersengezwel of een ontsteking.