Oosthoek Encyclopedie

Oosthoek's Uitgevers Mij. N.V (1916-1925)

Gepubliceerd op 27-06-2020

herpes

betekenis & definitie

[Gr.], m., (geneeskunde) acute huidziekte, gevormd door uitslag van een of meer groepen bijzonder kleine blaasjes op een ter plaatse geïrriteerde huid.

(e) De herpesblaasjes bevatten aanvankelijk helder vocht, dat later troebel wordt, soms bloederig of etterig. De blaasjes kunnen barsten of indrogen. Men kent twee vormen van herpes, nl. herpes simplex {herpes febrilis, koortsuitslag) en herpes zoster (→gordelroos). Herpes simplex wordt veroorzaakt door een virus. De besmetting treedt in de regel op vóór het vijfde levensjaar en uit zich als een lichte ontsteking in of om de mond (herpes labialis) en als blaasvormige eruptie elders (oog, huid, geslachtsdelen). De ziekte keert vaak terug gedurende een acute infectieziekte, niet zelden op dezelfde plaats, waar het virus in een latente vorm aanwezig bleef.

Het lichaam maakt dan antistoffen tegen dit virus (→herpesvirus). Besmetting met het virus is dus meestal ongevaarlijk, maar kan een ernstig risico opleveren bij kinderen met uitgebreid eczeem, of bij aandoeningen van het oog, waarbij →keratosis een litteken op het hoornvlies kan veroorzaken, wat het gezichtsvermogen zeer ernstig kan belemmeren. De eruptie verdwijnt meestal in enkele dagen.

< >