v., het in onderpand geven voor opgenomen kredieten van voor verleende kredieten in onderpand ontvangen goederen, meestal effecten. (e) Herbelening is slechts mogelijk als de pandgever de pandhouder uitdrukkelijk tot herbelening van het onderpand machtigt. Hiervoor is nodig dat in een herbeleningsclausule de pandhouder (b.v. een bank) ontslagen wordt van de verplichting tegenover de pandgever nummers van effecten te verantwoorden, zodat na beëindiging van het pandrecht kan worden volstaan met het teruggeven van het desbetreffende aantal effecten van dezelfde soort, maar niet dezelfde.
Dit kan consequenties hebben ingeval van faillissement van de bank, doordat dan de door de pandgever in pand gegeven effecten niet meer aanwijsbaar in de failliete boedel aanwezig zijn en de pandgever deze niet van de curator kan opvorderen, uiteraard na zijn eventuele schuld aan de bank te hebben afgelost. Voor een eventueel overschot van de waarde van de in pand gegeven effecten boven zijn schuld kan hij dan slechts als concurrentschuldeiser in het faillissement opkomen. Herbelening wordt ook wel aangeduid als herprolongatie, zonder dat beide begrippen elkaar dekken in verband met het uiteenlopen van →belening en →prolongatie en de mogelijkheid van een →prolongatieverbod (zoals in Nederland o.a. sedert 1940), d.w.z. een verbod tot het kopen van effecten met geld dat geheel of gedeeltelijk wordt geleend, terwijl belening van effecten die reeds in bezit zijn toegelaten wordt.