o. (-en), (ook: helikopter), vliegtuig dat zijn draagkracht ontleent aan mechanische aangedreven rotoren (draagschroeven).
(e) Een hefschroefvliegtuig moet niet verward worden met een →autogiro.
Een autogiro is een normaal vliegtuig met een motor die een in het verticale vlak draaiende luchtschroef aandrijft, maar dat in plaats van een vaste vleugel, een in het horizontale vlak draaiende rotor heeft. Door de trekkracht van de luchtschroef gaat de autogiro bewegen, hierdoor ontstaat een weerstand die de rotor draaiende houdt, zodat deze de draagkracht kan leveren.
Bij een hefschroefvliegtuig wordt de rotor, zowel tijdens de start als tijdens de vlucht, voortdurend door de motor(en) aangedreven, dit in tegenstelling tot bij de autogiro. De werking van de rotor van een hefschroefvliegtuig is dezelfde als die van een →-luchtschroef van een vaste-vleugel-vliegtuig. Op de rotor ontstaat een trekkracht, die, omdat de rotor in het horizontale vlak draait (afb.3), naar boven is gericht: de hef kracht. Is H>G (het gewicht van het vliegtuig) dan schroeft de rotor het vliegtuig verticaal omhoog, als H = G blijft het hefschroefvliegtuig op dezelfde hoogte hangen.
Moeilijker wordt het als het hefschroefvliegtuig, na tot een bepaalde hoogte verticaal te zijn gestegen, een voorwaartse beweging moet gaan maken. Het gehele rotorvlak wordt daartoe wat voorovergekanteld (afb.1), waardoor de door de ronddraaiende rotor opgewekte luchtkracht R ook enigszins voorover gaat hellen. Men kan de R echter ontbinden in de hefkracht H (tegengesteld gericht aan G) en in de voorwaarts gerichte sleepkracht S, die het hefschroefvliegtuig een voorwaartse snelheid V geeft. Is H = G, dan zal het hefschroefvliegtuig een horizontale vlucht met een snelheid V uitvoeren. De draaiende rotor komt door de horizontale snelheid V echter in een moeilijke situatie, omdat Vde draaisnelheid Vi van de rotor aan het uiteinde van het ene rotorblad tegenwerkt (V — V1) en aan het uiteinde van het andere rotorblad juist helpt (V + V1). Een rotorblad kan worden beschouwd als een zeer slanke vleugel met een voor het doel geschikt profiel, zodat de draagkracht op een rotorblad, evenals de →draagkracht op een vliegtuigvleugel, met het kwadraat van de snelheid toeof afneemt.
Het rechter rotorblad in afb.3 zal dus een kleinere hefkracht ondervinden dan het linker blad. Het hefschroefvliegtuig zal derhalve naar links willen kantelen. Door de rechter rotortip een grotere invalshoek te geven dan de invalshoek a2 van de linker rotortip, zal men het evenwicht weer kunnen herstellen (tot de kritische invalshoek wordt de draagkracht groter naarmate de invalshoek groter wordt: →draagvleugeltheorie).
Er is echter nog een moeilijkheid, want, terwijl de horizontale snelheid V voor alle bladelementen van de rotorbladen gelijk is, is hun rotatiesnelheid Vj kleiner naarmate het bladelement dichter bij de rotoras is gelegen. Om kantelen van het hefschroefvliegtuig te voorkomen, dienen tijdens het ronddraaien van de rotor alle bladelementen voortdurend een andere, aan de lokale situatie aangepaste invalshoek te krijgen. Deze (automatische) bijstelling, cyclische besturing (cyclic pitch) genoemd, heeft technisch veel hoofdbrekens gekost. De draaiende rotor oefent op het hefschroefvliegtuig een draaimoment uit, dat, om een rechtlijnige vlucht te kunnen uitvoeren, moet worden opgeheven. Daartoe is aan de staart van het vliegtuig een tweede, kleine rotor aangebracht, die een trekkracht Kt bewerkstelligt die gelijk, doch tegengesteld gericht moet zijn aan de daar door het draaimoment van de rotor opgewekte kracht K2. Het voor de aandrijving van de staartrotor benodigde vermogen wordt onttrokken aan het door de motor geleverde vermogen.
Door de rotor zijwaarts, resp. achterwaarts te kantelen, kan het hef schroef vliegtuig achtereenvolgens zijwaarts (afb.2) en zelfs achteruit vliegen. Treedt er een motorstoring op, dan ontkoppelt de bestuurder de motor van de rotor en worden de bladen van de rotor, zoals bij een autogiro, door de bij de beweging van het hefschroefvliegtuig door de lucht opgewekte weerstand draaiende gehouden (autorotatie). Het hefschroefvliegtuig zal dan in glijvlucht de grond bereiken.
Aangezien een hefschroefvliegtuig verticaal kan opstijgen en landen, behoeft het daarvoor een terrein of helihaven van maar zeer geringe afmetingen terwijl in de naaste omgeving daarvan vrij hoge obstakels mogen voorkomen. Het hefschroefvliegtuig is dan ook bijzonder geschikt voor luchtverkeer tussen stadscentra en vanuit een stadscentrum naar ver buiten de stad liggende internationale luchthavens, voor verkeerscontrole, voor vervoer van personeel en goederen naar en van moeilijk toegankelijke plaatsen (booreilanden), voor redding van in nood verkerenden (op zee, in het gebergte) enz. Uiteraard is het hefschroefvliegtuig van groot nut voor militaire doeleinden gebleken (→helikoptercarrier). [L.A.de Lange]