m. (-bomen), onbuigbare staaf die om een vaste as kan draaien, meestal gebruikt als werktuig om met een kracht F (macht) een andere kracht L (last) te overwinnen.
(e) Op de hefboom AB, draaibaar om de as S, werken twee krachten F en L (eenvoudigheidshalve in het vlak van de tekening loodrecht op de as gedacht), die de hefboom in tegengestelde richting trachten te draaien (de wrijving en de massa van de hefboom worden verwaarloosd). De hefboom is alleen in evenwicht als het produkt van F met SC, de loodlijn vanuit S op de werklijn van F, gelijk is aan het overeenkomstige produkt voor L; in formule: F x SC = L x SD; macht x machtarm = last x lastarm. Men kan ook zeggen dat bij evenwicht het →moment van F om S in grootte gelijk maar tegengesteld gericht is aan het moment van L om S. De aangrijpingspunten van F en L kunnen aan weerszij den van het steunpunt S liggen (afb. 1) of aan dezelfde kant (afb.2). Als de hefboom geen rechte staaf is hoeven de punten A, B en S niet op een rechte lijn te liggen.
Hefbomen worden in zeer veel werktuigen toegepast en wel op vier verschillende manieren: 1. hefbomen om grote krachten uit te oefenen (afb.1 en 2): als de afstand SC veel groter is dan SD, volgt uit de evenwichtsvoorwaarde dat F veel kleiner is dan L (b.v. kruiwagen, nijptang, koevoet); 2. hefbomen om de beweeglijkheid te vergroten (afb.2), als S veel dichter bij B dan bij A ligt, dan zal een kleine verplaatsing van B een veel grotere verplaatsing van A teweegbrengen (b.v. onderkaak en onderarm van de mens: een kleine samentrekking van de biceps geeft een grote verplaatsing van de hand); 3. hefbomen ter vergelijking van krachten (b.v. balans); 4. hefbomen om de richting van een kracht te veranderen (katrol, afb.3).
In overeenstemming met de wet van behoud van energie kan door geen enkele hefboom energie gewonnen worden. Hier geldt de gulden regel van de mechanica: wat men wint aan kracht verliest men aan weg (F<L, maar verplaatsing A>verplaatsing B).
Als op een hefboom meer dan twee krachten werken (b.v. het gewicht kan meegerekend worden) dan is de voorwaarde voor evenwicht dat de vectoriële som van de momenten om het steunpunt van alle aangrijpende krachten nul is.