v., toestand van de stemorganen waarbij in plaats van de volle, zuivere toon klankloze tonen worden voortgebracht.
(e) De sterkste graad van heesheid is de afonie: men is zijn stem kwijt. Klinkt de stem alleen ruw, dan spreekt men van schorheid. Heesheid wordt veroorzaakt door afwijkingen aan het slijmvlies van het strottehoofd, in het bijzonder het deel dat de stembanden bedekt. Eenvoudige ontsteking (→laryngitis), hetzij van acute of chronische aard, is meestal de oorzaak van heesheid of schorheid. Ook ernstiger afwijkingen in het strottehoofd veroorzaken heesheid. Hiertoe behoren alle mogelijke plaatselijke beschadigingen van het slijmvlies zoals poliepen, zweren en gezwellen.
Verlammingen van de spieren, die de stembanden bewegen, kunnen eveneens heesheid veroorzaken. Tenslotte kent men ook heesheid zonder dat het mogelijk is verandering in het slijmvlies van het strottehoofd aan te tonen (nerveuze heesheid); deze komt b.v. bij →hysterie voor. De behandeling van heesheid moet zoveel mogelijk gericht zijn op de oorzaak en niet op het verschijnsel zelf.