Ned. protestants theoloog, *11.4.1869 Rotterdam, ♱9.12.1938 Amsterdam; vader van Jan de →-Hartog. De Hartog studeerde te Amsterdam en was daarna predikant.
Hij betoonde zich een militant bestrijder van de Dageraad (→-Vrije Gedachte), waartegen hij in 1909 de Middaghoogte oprichtte. In 1926 werd De Hartog hoogleraar te Utrecht, in 1930 te Amsterdam. Hij was een van de stichters van de Internationale School voor Wijsbegeerte te Amersfoort en werd als filosoof vooral beïnvloed door Schopenhauers voluntarisme, Eduard von Hartmanns transcendentaal realisme en Kants kennisleer. Werken: De heilsfeiten (1906), De redelijkheid der religie (1907), Groote denkers (1908 09), Groote dogmatici (1913).LITT. M.van Wichen, Realistische theologie, de visie van A.H.de Hartog (diss. 1955).