[→Harappa], (voorheen Induscultuur genoemd), prehistorische stadscultuur in het gebied van de Indus (Pakistan). De bloeiperiode van de Harappacultuur valt tussen 2150 v.C. en 1750 v.C.
De grootste centra zijn →Moenjo-Daro, →Chanhu-Daro, →Lothal en Harappa. Uit opgravingen blijkt dat deze steden volgens een vast plan werden aangelegd. De citadel was gelegen op een heuvel ten westen van de stad; daar bevonden zich publieke bouwwerken van aanzienlijke afmetingen, zoals badhuizen, verzamelplaatsen en graansilos. Het stadsgedeelte bestond uit monotone reeksen van grote en kleine woonblokken, gescheiden door loodrecht op elkaar staande hoofden zijstraten. Opvallend is het perfecte waterafvoeren rioleringssysteem, waarop de badkamers en toiletten in de huizen aangesloten waren. Evenals in de stedenbouw komt in het uit verschillende plaatsen afkomstige gereedschap en aardewerk een grote uniformiteit naar voren, hetgeen een grote mate van centralisatie doet veronderstellen.
Centralisatie was zeker noodzakelijk ter instandhouding van de voedselproduktie die sterk afhankelijk was van de periodieke overstromingen van de Indus. Op de door slibafzetting zeer vruchtbare grond werd tarwe verbouwd. De overstromingen stelden de bevolking ook voor grote problemen die alleen dank zij een centraal geregelde waterbeheersing konden worden opgelost.De politieke structuur is vooralsnog onbekend, zeker zolang het Harappaschrift nog niet ontcijferd is. Dit schrift, dat uit reeksen van gestyleerde tekens bestaat waarin soms nog voorstellingen zijn te herkennen, is vooral bekend uit de vele zegels die in de steden werden aangetroffen. Behalve korte inscripties zijn op deze zegels veelal dierfiguren aangebracht en ook wel religieuze voorstellingen. De zegels hadden waarschijnlijk een functie in de handel, die een economische factor van betekenis moet zijn geweest. In het oude Mesopotamië (Oer) werd melding gemaakt van uit Meluhha (aanduiding voor de Harappacultuur) geïmporteerde goederen en bovendien werden hier Harappazegels gevonden.
Wie de dragers van deze cultuur zijn geweest, is niet met zekerheid te zeggen. De meest waarschijnlijke veronderstelling is dat het Dravidas (→Dravida) zijn geweest die zich na de ineenstorting van de Harappacultuur in Zuid-India zouden hebben verspreid. Een innerlijk verval, dat blijkt uit de ongeordende huizenbouw in de laatste periode, maakte het gebied gemakkelijk toegankelijk voor uit het noordwesten binnenkomende volken, voorlopers van de dragers van de Vedische cultuur (→Veda), die ca. 1500 v.C. de resten van de Harappacultuur hebben vernietigd.
LITT. J.Marshall, Mohenjo-daro and the Indus civilization (3 dln. 1931); M.S.Vats, Excavations at Harappa (2 dln. 1941); S.Piggott, Prehistorie India (1950); M.Wheeler, The Indus civilization (1968); B.Allchin en R.Allchin, The birth of Indian civilization (1968).