Oosthoek Encyclopedie

Oosthoek's Uitgevers Mij. N.V (1916-1925)

Gepubliceerd op 27-06-2020

Hanna

betekenis & definitie

[Hebr., lieflijke; Gr.: Anna],

1. oudtestamentische figuur; vrouw van Elkana, moeder van Samuël, de zoon op wie zij lang had moeten wachten en om wie zij vurig had gebeden (l’Sam.1); ter gelegenheid van de wijding van de jonge Samuël aan het heiligdom te Silo, is misschien in l’Sam.2 uit een bestaande liederenbundel de lofzang van Hanna ingevoegd; de motieven van dit lied hebben weer model gestaan voor de lofzang van Maria, het →magnificat;
2. nieuwtestamentische figuur: →Anna.

< >