v.,
1. vaardigheid met de hand, bedrevenheid; behendigheid: de — van een goochelaar;
2. vak bij het basisen voortgezet onderwijs, dat handenarbeid en handwerken omvat (e).
(e) Handvaardigheid is in Nederland en België voorgeschreven. Het doel is de leerling de gelegenheid te geven zich veelzijdig te ontplooien en in het bijzonder zijn scheppingsdrang mogelijkheden te verschaffen. Dit kan met allerlei materialen gebeuren (papier, karton, klei, hout, metaal, leer enz.). Het kind wordt zich daarbij bewust van zijn gevoelens en het leert deze uit te drukken. Door impressie, expressie en constructie komt het tot een zichtbaar maken van zijn belevenissen. Vaak wordt handvaardigheid in →groepswerk beoefend; daardoor krijgt het ook betekenis voor de sociale opvoeding.