Belg. geografische streek begrensd door de Demer, Dijle, Gete en de lijn Leuven—Tienen, 500 km2, 110000 inw. Hageland vormt de overgang van de Kempen naar het Brabants Leemplateau, met in het noorden een heuvelachtig landschap van tertiair zand (diestien ijzerzandsteen) en klei.
Veeteelt en fruitteelt zijn de voornaamste bestaansmiddelen. Daarnaast worden in het noorden in m.n. kleine bedrijven aardappelen, groenten en rogge geteeld; in het zuiden zijn de bedrijven middelgroot en verbouwen verder tarwe, gerst en suikerbieten. Door het gebrek aan grote industrieën heerst er een grote werkloosheid; 50 % van de bevolking pendelt (m.n. naar Limburg). Leuven bezit de meeste industrie. Met de Zuiderkempen is Hageland aangewezen als ontwikkelingstestgebied.