[Arab., oorspr.: jaarmarkt], m., bedevaart naar Mekka.
(e) In principe moet iedere islamiet eenmaal in zijn leven de hadj ondernemen. De pelgrims moeten zorgen dat zij de zevende van de laatste maand van het islamitische maanjaar te Mekka zijn. Zij moeten dan twee ongenaaide doeken dragen en zich bepaalde onthoudingen opleggen. In Mekka moet de pelgrim zevenmaal om het heiligdom Kaba lopen, de daar ingemetselde zwarte steen aanraken en vervolgens zevenmaal heen en weer lopen tussen de hoogten Safa en Marwa. De tweede dag moet hij naar de vlakte van Arafat (20 km) lopen, waar hij ook de volgende dag moet doorbrengen. De vierde dag worden tussen Arafat en Mekka (te Mina) offers gebracht. De oorsprong van het hadj-ceremonieel schuilt in pre-islamitische gebruiken, die Mohammed opnam in de islam.