Oosthoek Encyclopedie

Oosthoek's Uitgevers Mij. N.V (1916-1925)

Gepubliceerd op 27-06-2020

Gurvitch, Georges

betekenis & definitie

Russisch-Frans (sinds 1928) socioloog en filosoof. *2.11.1894 Novorossisjk, ♰12. 12.1965 Parijs. Gurvitch studeerde te Leningrad, Heidelberg en Parijs.

Hij werd in 1920 hoogleraar te Tomsk, doceerde van 1921—24 aan de universiteit van Praag, vestigde zich in 1924 in Frankrijk, waar hij hoogleraar werd achtereenvolgens te Bordeaux, Straatsburg en Parijs (Sorbonne). Gedurende de Tweede Wereldoorlog verbleef hij in de VS, waar zijn opvattingen vooral beïnvloed werden door de →sociometrie van J.L.→Moreno. Gurvitch ontleent zijn betekenis aan de subtiele manier waarop hij sociologische begrippen heeft geanalyseerd en nieuwe heeft geïntroduceerd. Zo hij heeft hij de sociologie vernieuwd door zijn dieptesociologie. Hij verdeelde de sociale werkelijkheid als geheel in ten minste vijf lagen of structuren: een morfologische laag (bevolking, gebouwen); een laag van organisatievormen (vennootschappen, coöperaties, onderwijsinstellingen); een laag van groepsverband en saamhorigheidsgevoel (standenen klassenstructuur, politieke oriëntering, gezinsen familiesolidariteit); diepere lagen zijn b.v. geloof en levensstijl, spaarzin, discipline, conservatisme en vooruitstrevendheid; de diepste laag wordt vertegenwoordigd door het normen waardenbesef. Aan geen van deze lagen kende Gurvitch een primaat toe.

Zijn schema reikt de sleutel tot de bestudering van de maatschappelijke veranderingen. Ook voerde Gurvitch het onderscheid in tussen microen macrosociologie. Van grote betekenis is zijn filosofische inbreng in de sociologie geweest: hij wees op de gedetermineerdheid van de sociale verschijnselen en paste de dialectiek toe op deze fenomenen. Bekend ook zijn zijn onderzoekingen op het gebied van de kennisen de rechtssociologie. In zijn Traité (2e deel) geeft hij een typologie van sociale structuren en rechtsvormen: ook hier is de dieptedimensie (van de geschiedenis) fundamenteel. Werken: Les tendances actuelles de la philosophie allemande (1929), Morale théorique et science des moeurs (1937; 3e dr. 1961), Essais de sociologie (1938), Sociology of law (1942), La vocation actuelle de la sociologie (2 dln. 1950), Déterminismes sociaux et liberté humaine (1955; 2e dr. 1963), Traité de sociologie (2 dln. 1958—60; Ned. vert.

Handboek van de sociologie, 1968), Dialectique et sociologie (1962), Proudhon (1965), Les cadres sociaux de la connaissance (1966). LITT. R.Toulemont, Sociologie et pluralisme dialectique (1955); J.Duvignaud, G.Gurvitch (1969).

< >