republiek aan de westkust van Afrika tussen Senegal en Guinea, 36125 km2, 910000 inw. Hoofdstad: Bissao. Andere grote steden: Boloma en Bafata. FYSISCHE GESTELDHEID. Het land bestaat voor het grootste deel uit het vlakke deltagebied van de Rio Geba en de Rio Cacheu, dat vele diepe inhammen telt. Vóór de kust liggen de Bissagos Eilanden, die van vulkanische oorsprong zijn. Een groot deel van het land wordt bedekt met bossavannen en mangrovewouden; ca. 10 % loopt bij vloed onder water. Het klimaat is warm en vochtig, met een nat (mei-okt.) en een droog seizoen (nov.-april). Regenval ca. 1800 mm.
BEVOLKING. De bevolking bestaat m.n. uit mulatten en negers. De meesten belijden natuurgodsdiensten en de islam; is er een christelijke (m.n. rooms-katholieke) minderheid. De officiële taal is Portugees, spreektaal zijn verschillende dialecten en nationale talen.
ECONOMIE. Middelen van bestaan zijn de visserij en de landbouw. Verbouwd worden rijst, maïs, bananen, aardnoten en oliepalmen. Belangrijkste uitvoerprodukten zijn aardnoten, palmolie en palmpitten. De veestapel bestond in 1971 uit ca.270000 runderen en 150000 varkens. In het zuidoosten is bauxiet aangetroffen, aardolievoorraden worden vermoed. De industrie omvat rijstpellerijen, oliefabrieken en scheepswerven. In 1972 was er 3570 km weg. Bij Bissao is een vliegveld. STAATSINRICHTING. In 1972 werd een Volksassemblee gekozen, die in sept. 1973 de onafhankelijke republiek Guinee-Bissao uitriep. Op 10 september 1974 werd de onafhankelijkheid door Portugal officieel erkend. De hoogste staatsmacht berust bij de voor drie jaar gekozen Nationale Vergadering van 120 leden. Uitvoerend orgaan is de staatsraad. De voorzitter daarvan vertegenwoordigt het land naar buiten en is opperbevelhebber van het Revolutionaire Volksleger (7000 man; daarnaast is er nog een militie van 3000 man).
Munt. De nationale munteenheid is de Guinee peso, verdeeld in 100 centavos. De koers was op 1 augustus 1977 1 peso = f0,07 = BF1.
Onderwijs. In 1976 waren er 549 scholen die aan 85000 leerlingen basisonderwijs gaven. Van de bevolking is 65 % analfabeet. De medische verzorging is beperkt. In 1976 hadden drie van de acht regionen een eigen ziekenhuis. China en Cuba bieden hulp. GESCHIEDENIS. Guinee-Bissao werd in 1446 door de Portugezen ontdekt. Vanuit aan de kust gebouwde forten controleerden zij de handel (slaven, goud en ivoor). Tot 1879 werd het gebied bestuurd vanuit de Kaapverdische Eilanden. In dat jaar kreeg het een eigen Portugees bestuur. Pas ca.1914 kregen de Portugezen, na een aantal pacificatie-oorlogen, enige controle over het binnenland. In de jaren vijftig werden de eerste nationalistische bewegingen opgericht: in 1954 de Movimento para a Independencia Nacional de Guiné (MING) en in 1956 de Partido Africano de Independencia da Guiné e Cabo Verde (PAIGC). In 1956 zocht de MING samenwerking met de PAIGC, die door A.→Cabral geleid werd. De PAIGC, die begon als ondergrondse stadsguerrilla-organisatie, verlegde na een bloedige staking van havenarbeiders in 1959 zijn werkterrein naar het platteland. In 1963 begon in het zuiden van Guinee-Bissao de gewapende strijd tegen de Portugezen; in 1968 beheerste de PAIGC meer dan 70 % van het gebied. In sept. 1973 werd de onafhankelijke republiek Guinee-Bissao uitgeroepen. Voorzitter van de staatsraad werd Luis Cabral.
Na de revolutie in Portugal (1974) kregen de Portugese kolonies meer kansen tot onafhankelijkheid. Guinee-Bissao was daarbij in een gunstige positie omdat er, wegens de geringe natuurlijke rijkdommen, weinig Portugezen woonden. Op 26 augustus 1974 werd het akkoord tussen Portugal en Guinee-Bissao getekend.
LITT. A.Cabral, Revolution in Guinea (1969); B. Davidson, The liberation of Guiné (1969); A.Cabral, Verkondig geen gemakkelijke overwinningen (1973); L.Rudebeck, Guinea-Bissau, a study of political mobilization (1974).