Oosthoek Encyclopedie

Oosthoek's Uitgevers Mij. N.V (1916-1925)

Gepubliceerd op 27-06-2020

grondwaterstand

betekenis & definitie

m. (-en), hoogte van het freatisch vlak ten opzichte van een maaiveld of een referentievlak op een bepaalde plaats en tijd gemeten.

(e) De grondwaterstand en zijn schommelingen zijn van belang voor de wateren luchthuishouding van de grond en daarmee voor zijn geschiktheid als cultuurgrond. Het klimaat in Nederland en België geeft in het algemeen hoge grondwaterstanden in het neerslagrijke winterseizoen. In de zomer treden door het overheersen van de verdamping lage grondwaterstanden op. Zowel een te hoge (gebrek aan lucht) als een te lage grondwaterstand (vochttekort) is ongunstig voor de groei van gewassen. Men tracht daarom de seizoenschommelingen te beperken door regeling van de waterstand in sloten en andere open watergangen en op de percelen zelf door begreppeling en door ondergrondse drainageof infiltratiesystemen.

Omdat het freatisch vlak, ook in vlak terrein, niet horizontaal ligt maar tussen opeenvolgende kanalen, sloten of drainreeksen in de winter bol en in de zomer hol is, is een beheersing van de grondwaterstand tegen redelijke kosten maar ten dele mogelijk. De optimale grondwaterstand hangt o.a. af van bodemprofiel en gewas. Kleibouwlanden met homogene of naar beneden toe wat lichter (zandiger) wordende profielen eisen doorgaans een diepere ontwatering dan zandbouwlanden met een betrekkelijk dunne humeuze laag. Voor grasland moet de grondwaterstand veelal hoger liggen dan voor bouwland. Veengronden vereisen een hoge grondwaterstand om inklinking en irreversibele indroging tegen te gaan. Daalt de grondwaterstand zo, dat hij geen betekenis meer heeft voor de plantengroei, dan zijn de planten voor hun vochtvoorziening uitsluitend aangewezen op het zgn. beschikbare water (➝bodemvocht). Op bodemkaarten worden zgn. grondwatertrappen aangegeven, die gedefinieerd zijn met behulp van de gemiddelde hoogste en gemiddelde laagste grondwaterstand.

< >