Oosthoek Encyclopedie

Oosthoek's Uitgevers Mij. N.V (1916-1925)

Gepubliceerd op 27-06-2020

groenvoorziening

betekenis & definitie

v. (-en),

1. het voorzien in, het aanbrengen van groen, beplantingen enz. in een woonkern (e);
2. het geheel van aanwezig groen, beplanting enz.

(e) Tot groenvoorziening worden in het algemeen gerekend: groenstroken, plantsoenen, onverharde speelterreinen en parken, die in of aan de rand van de bebouwde kom liggen en door de gemeente worden onderhouden. Ca.1850 werd op particulier initiatief begonnen met de aanleg van groenvoorziening (na 1920 ook door de overheid). Groenvoorziening in een woonkern zou een esthetische, een recreatieve, en een milieubeschermende functie hebben. In het beleid worden voor groenvoorziening bepaalde normen gehanteerd: buurtgroen moet liggen op maximaal 400 m van de woning; wijkgroen op 800 m; stadsdeelgroen of stadsdeelpark op 1600 m en stadsgroen/stadspark op 3200 m. Een oppervlaktenorm voor buurtgroen is 5,6 m2 per inwoner.

LITT. M.Boshart, De grote uittocht (1973); H.A.Katteler en J.A.Kropman, Openluchtrecreatie binnen en buiten de woonkern (1975).

< >