Zuidned. schilder, *na 1570 Antwerpen, ♱vóór 1619 Antwerpen; zoon van Jacob →Grimmer. Grimmer, opgeleid in het atelier van zijn vader, werd vrijmeester in 1592.
Hij schilderde meestal kleine, poëtisch-naïeve landschappen, vaak in reeksen (de vier jaargetijden, de twaalf maanden). Zijn voorstellingen zijn soms vrije interpretaties van gravures van Pieter Brueghel de Oude. litt. G.J.Hoogewerff, Het landschap van Bosch tot Rubens (1954); F.C.Legrand, A.Grimmer, peintre d’architecture (in: Belg. Tijdschr. voor Oudheidk. en Kunstgesch. XXVI, 1957).