Oosthoek Encyclopedie

Oosthoek's Uitgevers Mij. N.V (1916-1925)

Gepubliceerd op 27-06-2020

grijper

betekenis & definitie

m. (-s),

1. iemand die grijpt, hebzuchtig of vrekkig mens; (ook) rover, dief;
2. (in het mv., scherts.) de vingers: hij zit met zijn kleine grijpers overal aan;
3. hulpwerktuig aan een hijs-, graafof baggerwerktuig voor het grijpen en verplaatsen van een voorwerp of los materiaal (e);
4. onderdeel of hulpwerktuig van een werktuig voor het grijpen en of verplaatsen, b.v. in een filmprojector of -camera de pen die in de perforatie van de filmband grijpt en voor het transport daarvan zorgt.

(e) De meeste grijpers bestaan uit twee, om een as draaibare, bakhelften, die een gemeenschappelijke ophanging hebben. De grijper wordt in geopende stand op het te grijpen materiaal neergelaten. Door het eigen gewicht van de grijper dringt deze bij het sluiten in het stortgoed, zodat een gevulde, aan de onderzijde gesloten, bak opgehesen kan worden. Bij het openen gaan de helften vaneen en wordt de lading gelost. De vorm van de grijper is aangepast aan het te transporteren materiaal. Voor graafwerk of grof materiaal zijn de bakranden wel voorzien van tanden. De poliepgrijper bezit in plaats van bakhelften, 6-8 gebogen armen.

Afhankelijk van de wijze van openen en sluiten worden de grijpers verdeeld in:

1. tweeof meerkabelgrijpers;
2. eenkabelgrijpers;
3. motorgrijpers .

Voor de meerkabelgrijpers is een speciaal grijperlierwerk vereist, de twee andere groepen kunnen volstaan met elk hijswerk, mits, wat de motorgrijpers betreft, over elektrische energie kan worden beschikt. Onder motorgrijpers worden alle grijpers verstaan die voorzien zijn van een elektromotor voor bediening van alle aandrijfmechanismen. Meestal worden elektro-hydraulische of elektra-mechanische aandrijvingen toegepast voor de asen takelbediening. De drukluchtgrijpers treft men veel in gieterijen aan, de druklucht wordt dan via een luchtslang naar de grijper gevoerd.

< >