v. (-en), (hist.) (in Friesland en het Westerkwartier van Groningen) onderdeel van een gouw, schoutambacht, aan het hoofd waarvan een grietman stond (e); de was onderverdeeld in dorpen.
(e) De grietenij vormde vroeger het ambtsgebied van de grietman. Deze ambtenaar had zowel een rechterlijke als een bestuurlijke taak. Het ambt werd in 1795 opgeheven, maar in 1815 hersteld voor de bestuurlijke bevoegdheden. Sinds de Gemeentewet van 1851 heten de grietmannen burgemeesters en de grietenijen gemeenten.