v./m. (-en), een aan de tarbot verwante vissoort, geschikt als consumptievis.
4griet (Scophthalmus rhombus)
(e) De griet, Scophthalmus rhombus, behoort tot de familie grieten (orde →platvissen). Hij is een ovaalronde vis met een uitstekende onderkaak, de ogen gewoonlijk op de linkerzijde geplaatst, van andere grieten onderscheiden door de vele tandrijen op de kaken, de niet verbonden buiken aarsvinnen, niet op de (blinde) rechterzijde van de staartsteel eindigende rugen aarsvin, en een niet doorschijnend lichaam bedekt met een huid zonder beenknobbels. Kleur: bruingrijs, soms roodachtig, met grote ronde zwarte en kleinere lichte vlekken. Hij is eenbodembewoner, die zich voedt met voornamelijk vis (jong, met plankton), en een lengte heeft tot 70 cm. De griet komt voor langs de Europese westkust tot 64° NBr. en in de Middellandse Zee en Zwarte Zee. Behalve de gewone griet komen nog twee soorten op of nabij de Ned. en Belg. kust voor: de gevlekte griet (Zeugopterus punctatus), met de huiken aarsvinnen verbonden, vaag bruin gevlekt met een grote donkere vlek juist achter de bocht in de zijlijn en donkere banden terzijde van de ogen, tot 25 cm lang, voorkomend langs de kust van Noord-Spanje tot Trondheim, maar zelden nabij Nederland en België; de vlekgriet (Phrynorhombus regius), met een duidelijke donkere (oog-)vlek op \ van de zijlijn, tot 20 cm lang, bekend van de Europese kust zuidelijk van Engeland en de Middellandse Zee, maar recent ook van de zuidelijke Noordzee.