Oosthoek Encyclopedie

Oosthoek's Uitgevers Mij. N.V (1916-1925)

Gepubliceerd op 27-06-2020

Grave, gemeente

betekenis & definitie

Ned. gemeente in de prov. Noord-Brabant, 21,37 km2, 9490 inw., 86,0 % r.k., 14 % overige en g. kerkg.

De gemeente bevat het oude vestingstadje Grave, met kloosters en wallen, en de dorpen Velp, Langeboom en Escharen met landbouw. Grave is handelsen verkeerscentrum voor het omringende platteland, heeft enige industrie (beton, textiel, scheepswerf). In Grave zijn o.a. een blindeninstituut, een bejaardencentrum De Binckhof, en diverse kloosters gevestigd. Grave was vanouds garnizoensplaats. De plattegrond is nagenoeg rond, het stratenplan regelmatig. De singels geven nog enigszins aan hoe de vorm van de oude vesting was.

Deze werd in de 17e eeuw verbeterd door M.van Coehoorn (gesloopt 1876). In Grave zijn vele historische monumenten, o.a. de laatgotische Sint-Elizabethkerk (1674 en 1794 verwoest; koor en dwarsbeuk behouden), verder resten van de vestingmuur, de Hampoort, het Gasthuis in de Burgstraat en het stadhuis.geschiedenis. Grave is in het begin van de 13e eeuw gesticht door Herman ii, heer van Cuyk. In de middeleeuwen was het de hoofdstad van de heerlijkheid Cuyk, door Brabant en Gelre fel omstreden. Grave wordt in de 14e eeuw als stad genoemd. In 1549 lijfde Karel v Grave en het Land van Cuyk definitief bij het hertogdom Brabant in. Grave was een belangrijke grensvesting, van waaruit tijdens de Tachtigjarige Oorlog de Noordelijke Nederlanden bedreigd werden; het werd op 18.9.1602 door prins Maurits ingenomen.

litt. P.Hendrikx, Geschieden aardrijksk. beschrijving van de stad Grave (1845); H.B.M.Essink, Een onderzoek naar absolute rechten van de heren van Cuyk en de stad Grave (1968).

< >