Oosthoek Encyclopedie

Oosthoek's Uitgevers Mij. N.V (1916-1925)

Gepubliceerd op 27-06-2020

graszaad

betekenis & definitie

o., zaad van grasplanten.

(e) Plantkundig gezien zijn de graszaden geen zaden maar vruchten, omdat de vruchtwand bij grassen met de zaadhuid vergroeit.

Traditioneel werd voor de inzaai van grasland vaak gebruik gemaakt van zaad dat op hooizolders was verzameld. Later ging men zaad per soort verzamelen. Hieruit is een handel in graszaad ontstaan waarin Nederland een belangrijke rol speelde. Vooral na de Tweede Wereldoorlog selecteert men uit het grasbestand de betere planten en vermeerdert deze als ras. Aanvankelijk legde men zich toe op de zaadteelt van voedergrassen zoals Engels raaigras, kropaar, beemdlangbloem, timothee e.d.

De graszaadteelt is een contractteelt. Alleen toegelaten rassen kunnen op contract met een kwekerhandelaar (vaak graszaadfirma genoemd), die het ras gekweekt heeft, vermeerderd worden. Het contract is meestal op participatiebasis, zowel de teler als de firma dragen het prijsrisico.

Het graszaad moet aan bepaalde kwaliteitseisen voldoen ten aanzien van de kiemkracht en verontreiniging met onkruidzaden. Alleen goedgekeurde partijen mogen binnen de eg verhandeld worden. De partijkeuring gebeurt in Nederland via monsteronderzoek door het Rijksproefstation voor Zaadcontrole.

In Nederland vindt men teelt van graszaad voornamelijk op de betere kleien zavelgronden die nagenoeg vrij zijn van de voor deze teelt probleemonkruiden, kweek en duist. De teeltmethode van graszaad is afhankelijk van de soort. De voedergrassen groeien relatief snel en worden meestal in de periode half augustus-half september ingezaaid. Ook is het mogelijk in te zaaien onder een dekvrucht als vlas of graan. Mechanische onkruidbestrijding is niet mogelijk, zodat meestal een tweetal bespuitingen, één tegen dicotyle onkruiden en één tegen monocotyle onkruiden, noodzakelijk is. De gazongrassen zoals veldbeemdgras, gewoon en uitlopervormend roodzwenkgras hebben een lange groeiperiode nodig alvorens tot zaadproduktie te komen.

Daarom worden ze in de herfst uitgezaaid tegelijk met de wintertarwe als dekvrucht of in het voorjaar onder vlas of erwten. Na een eerste oogst blijven deze grassen vaak liggen voor een tweede of derde oogst. De zaadoogst van de grassen begint eind juni met veldbeemd en eindigt in de herfst met Engels raaigras. De gazongrassen worden meestal in het zwad gemaaid en enige dagen later met de maaidorser, voorzien van een opraapinrichting, gedorst. De raaigrassen worden ook wel rechtstreeks gemaaidorst.

Het totaal areaal aan graszaad besloeg in 1975 in Nederland ca. 200 km2. De raaigrassen worden binnenlands gebruikt voor het inzaaien van weiland, van sportvelden en voor groenbemesting. Daarnaast is er export naar EG-landen en de VS, vooral van gazongrassen. Andere landen met veel graszaadteelt zijn Denemarken en de VS. In België was in 1976 het totaal areaal 7,14 km2.

< >