Oosthoek Encyclopedie

Oosthoek's Uitgevers Mij. N.V (1916-1925)

Gepubliceerd op 27-06-2020

granulocyt

betekenis & definitie

m. (-en), (ook: polymorfkernige leukocyt), een van de drie typen witte bloedlichaampjes, gekenmerkt door het korrelig aspect van het cytoplasma.

(e) De granulocyten worden gevormd in het beenmerg. Men onderscheidt neutrofiele, eosinofiele en basofiele granulocyten, al naar de aard en kleur van de korreling, die na kleuring van het bloeduitstrijkpreparaat zichtbaar wordt. De verdeling van de cellen in het bloed is als volgt: neutrofiele granulocyten 40—75 % (staafkernige 1-4 %), eosinofiele granulocyten 1—6 % en basofiele granulocyten minder dan 1 % van het totaal aantal bloedcellen. Neutrofiele granulocyten (diameter 12-14 pm) bezitten een kern, die ofwel bestaat uit 2-4 lobben, de zgn. segmentkernige granulocyten, ofwel de vorm vertoont van een worstvormige staaf, de zgn. staafkernige granulocyten. Neutrofiele granulocyten zijn belangrijk bij de afweer tegen bacteriële infecties. Zij kunnen zich amoeboïd bewegen.

Onder invloed van antistoffen en →complement worden bacteriën opgenomen (→endocytose) en vernietigd. Eosinofiele granulocyten (diameter ca. 16 pm) bevatten een kern, die meestal uit 2 lobben bestaat. Bij sommige allergische reacties is een duidelijke toename van deze granulocyten aantoonbaar, evenals bij bepaalde parasitaire infecties. De functie van deze cellen is onduidelijk. Basofiele granulocyten (diameter 9 — 13 pm) hebben een vrij grote gelobde kern. Over de functie van de cellen is echter nog weinig bekend. →bloedlichaampje. .

< >