Oosthoek Encyclopedie

Oosthoek's Uitgevers Mij. N.V (1916-1925)

Gepubliceerd op 27-06-2020

grammatica (grammatika)

betekenis & definitie

[→Lat. grammatica ars, →Gr. grammatike techne, vaardigheid met betrekking tot de letters, vaardigheid in het lezen], v. (-’s),

1.spraakkunst, spraakleer (e);
2. boek waarin een spraakleer behandeld is;
3. (overdr.) vormleer.

(e) De eerste volledig bewaarde ‘grammatike techne’ is van de Griek Dionysios Thrax (ca.170-90 v. C.), die daarin m.n. de leer van zijn leermeester Aristarchos van Samothrake samenvatte. Als eigenlijke grammaticale kunst beschouwt Dionysios Thrax de zuivere lezing van een tekst, de verklaring van de erin voorkomende retorische figuren, de verklaring van woorden en hun inhoud, het vinden van de etymologie, de vaststelling van de grammaticale regelmatigheid tegenover onregelmatigheid . Pas op de tweede plaats komen bij hem de acht rededelen, de leer van accent, interpunctie, klanken en lettergrepen, declinatie en conjugatie. Deze grammatica is een korte praktische samenvatting van de resultaten van het onderzoek van de Alexandrijnse filologie op grammaticaal terrein. Men streed erover of tussen een woord en het daardoor aangeduide voorwerp een natuurlijk verband bestond (fusis) dan wel of dit verband berustte op willekeurige afspraak of overeenkomst (thesis); deze strijdvraag riep in de filosofenscholen de leer van de etymologie, de leer van de ware betekenis van de woorden, in het leven. Platoon en Aristoteles verkondigden dat waarheid en onwaarheid niet berustten op ieder woord afzonderlijk, maar op de verbinding van de woorden tot een zin.

Dit maakte dat dit taalonderzoek een plaats kreeg in de studie van de logica. Het opzoeken van de rededelen en de bepaling van hun karakter vormde een hoofddoel van de grammaticale werkzaamheid van de oude Grieken; de vaststelling van de acht rededelen en hun benaming is vooral het werk van de stoïcijnen geweest. Van het werk van al deze voorgangers is de Grammatike techne, de spraakkunst van Dionysios Thrax, een samenvatting. Zij bevatte nog geen syntaxis en stijlleer. De syntaxis, woordvoeging, werd aan de grammatica toegevoegd door Apollonios Dyskolos (ca.150 n.C.), de klankleer door zijn zoon Herodianos; hun werken zijn slechts fragmentarisch bewaard. Verder dan Dionysios, Apollonios en Herodianos zijn de Grieken met hun grammaticale studies niet gekomen, hun werken en hun theorieën genoten tot in de renaissance canoniek aanzien. Op Dionysios gaat ook, via de Romeinen, de grammaticale terminologie terug.

De Romeinen zijn met de Griekse grammaticale theorieën het eerst bekend geworden door de stoïcijnse filosoof Krates van Mallos, uit de Pergameense school, die in 168 v.C. te Rome vertoefde als gezant van koning Attalos van Pergamon. De Romeinse grammatici hebben het door de Grieken gevormde systeem overgenomen en op de Latijnse taal overgebracht. Naast de grote bewaarde werken, de institutiones grammaticae, van Charisius (4e eeuw), Diomedes (tweede helft 4e eeuw), Priscianus (6e eeuw), zijn er ook kleinere werken voor het praktisch gebruik, die in navolging van de Griekse term techne (kunst) ars heten. Het bekendste en tot in de renaissancetijd canoniek gezaghebbende werk is de ars van Donatus (ca.350 n.C.). Via Donatus zijn de gebruikelijke grammaticale termen in de moderne spraakkunst overgegaan.

In de vroege middeleeuwen bestond de grammaticale studie vooral uit het becommentariëren van het werk van Donatus. In de latere middeleeuwen kregen de woordbetekenis en de syntaxis de meeste aandacht. Nog heel lang bleef de grammatica echter niet meer dan een middel tot het leren van het Latijn. Door de hernieuwde studie van het OT kreeg de studie van het Hebreeuws en andere Semitische talen weer betekenis, terwijl ook het Gotisch (bisschop Wulfila’s bijbelvertaling) in de 17e eeuw belangstelling trok. Geleidelijk kwam de studie van de verschillende landstalen op; later nog breidde de belangstelling zich uit tot de exotische talen. Desondanks bleef zeker in de 18e eeuw en vooral in Frankrijk de grammatica een sterk normatief karakter behouden; de grammatica werd niet gezien als de neerslag van een onderzoek ingesteld naar het taalgebruik, maar als dictaat van regels voor dit gebruik.

Zij bleef ook hulpmiddel bij het leren van talen; voor velen is een grammatica nog altijd zowel een standaard voor het taalgebruik als een hulpmiddel bij de studie van vreemde talen. Toen in de 19e eeuw het historisch en vergelijkend taalonderzoek zich ontwikkelde, ontstond in zekere zin een kloof tussen de beschrijvende grammatica zonder wetenschappelijke pretenties, en de voor wetenschappelijk gehouden historische en vergelijkende taalstudie op empirische grondslag. Dit is definitief veranderd sinds 1925, vooral onder invloed van m.n. F.de →Saussure en E.→Sapir, die de fundamentele betekenis inzagen van de wetenschappelijke beschrijvende studie van een taal zoals deze op een bepaald ogenblik functioneert. Naast de 19e-eeuwse historische diachronische) taalkunde kwam zo in het tweede kwart van de 20e eeuw de synchronische, descriptieve, functionele taalkunde naar voren.

De term grammatica heeft in de moderne taalkunde een geheel andere betekenis gekregen. Voor velen is grammatica samen gaan vallen met taalsystematiek of taalstructuur, al zullen vele taalkundigen de term slechts gebruiken in een meer beperkte zin, nl. voor de taalstructuur minus het klankstelsel, dat wil ongeveer zeggen voor morfologie (woordleer) en syntaxis (woordgroepen en zinsleer) te zamen.

In de transformationeel-generatieve grammatica die sedert 1957 door de Amerikaanse taalkundige Noam -s-Chomsky en anderen is ontwikkeld, heeft de term grammatica nog een andere betekenis gekregen. Zij wordt daar opgevat als een theorie van een taal. Doel van de grammatica is dan een volledige, expliciete beschrijving te geven van alle structurele eigenschappen van alle tot de betrokken taal behorende zinnen. Bij Chomsky kreeg de term grammatica een ruime betekenis; zij omvat niet alleen de syntaxis en de fonologie, maar ook de semantiek. Naar de vorm moet volgens Chomsky een grammatica beschouwd worden als een omvangrijk systeem van op elkaar afgestemde regels, [prof. dr. E.

M. Uhlenbeck] litt. A.G.van Hamel, Gesch. der taalwetenschap (1945); R.H.Robins, Ancient and mediaeval grammatical theory in Europe (1951); P.A.Verburg, Taal en functionaliteit (1952); R.H.Robins, A short hist. of linguistics (1967); A.N.Chomsky, Language and mind (2e dr. 1972; Ned. vert. Taal en mens, 1970); E.M.Uhlenbeck, Critical comments of transformational generative grammar (1973);S.C.Dik en J.G.Kooij, Beginselen van de alg. taalwetenschap (3e dr. 1973).

< >