Francisco José de, Spaans schilder, tekenaar en graficus, *30.3.1746 Fuendetodos (Zaragoza), ♱16.4.1828 Bordeaux. Goya bracht zijn leerjaren door in Zaragoza, Madrid (o.a. bij Francisco Bayeu en A.R.→Mengs) en Rome.
In 1771 kwam hij terug in Zaragoza en maakte daar, nog in de trant van Mengs en G.B. VTiepolo, wiens werken hij in Madrid had bestudeerd, een plafondschildering in het koor van de Pilarkathedraal (1772) en een serie met scènes uit het leven van Maria voor de Aula Dei (bij Zaragoza). In 1776 kreeg hij van Mengs de opdracht wandtapijten te ontwerpen voor de koninklijke paleizen El Pardo en El Escorial. Deze kartons (ca. 45, grotendeels in het Prado, Madrid) hebben als onderwerp scènes uit het Spaanse volksleven. Hoewel Goya nog grotendeels in de academische stijl van Mengs werkte, begon hij de natuur te bestuderen, houdingen, bewegingen en atmosfeer en legde daarmee de basis voor zijn verdere oeuvre.Vanaf 1783 legde Goya zich vooral toe op het portret en brak daarin met de pompeuze gekunsteldheid van de late 18e eeuw. Zijn portretten munten uit door hun vormen kleurrealisme en door de scherpe psychologische ontleding, die voor het model niet altijd vleiend was. In 1789 werd hij kamerschilder van de koninklijke familie; hij kreeg vele belangrijke opdrachten en verwierf grote vermaardheid als portrettist.
Vanaf 1792 leefde Goya, getroffen door een plotseling opkomende doofheid, erg teruggetrokken. De daaruit volgende pessimistische levensopvatting sloeg terug op zijn kunst. In zijn eenzaamheid schiep hij een fantasiewereld, waarin de vormen nog berustten op zijn vroegere nauwkeurige natuurobservatie. Dit samenspel van pessimisme, emotie, realiteit en verbeelding bracht Goya tot een eigen stijl van vervormde werkelijkheid en van contrasterende kleuren in zeer vlugge streken neergelegd. Zijn satirische fantasie en aanleg voor het karikaturale kwamen echter pas goed los in zijn eerste serie aquatint-etsen Los caprichos (1793-98), waarin hij de gebreken en misbruiken van de Kerk hekelde. In het begin van de 19e eeuw kwamen de jaren van de Franse bezetting en de Onafhankelijkheidsoorlog; de verschrikkingen en gruwelen maakten op Goya een diepe indruk.
In die stemming ontstonden de cyclus van 80 etsen Los desastres de la guerra (1810-13), een bittere aanklacht tegen het zinloze oorlogsgeweld, en het uit sterke kleurcontrasten opgebouwde schilderij Het fusilleren van de opstandelingen op 3 mei 1808 te Madrid (1814, Prado, Madrid). De muurschilderingen waarmee Goya zijn huis decoreerde (1808-15, thans in het Prado, Madrid), tonen bij uitstek zijn fantastische bezetenheid, zowel in de sombere kleur als in de keus van de onderwerpen (Heksensabbat) en de vormelozeopbouw van de wild agerende figuren. In deze periode etste Goya zijn Los proverbios en de Tauromaquia (1808—15), waarin de levendige observatie tot een directe, soms humoristische situatie leidt. Tijdens zijn laatste levensjaren toont Goya’s werk meer rust; hij leefde vanaf 1824 eenzaam te Bordeaux.
Goya verschafte, voor het eerst sinds Velazquez, Spanje een eigen nationale kunst. Toch maakte hij geen school; hij stond, ook in de Europese schilderkunst, boven zijn tijdgenoten. Afb.p.498. itt. A.L.Mayer, F.de Goya (1923); J.Adhémar, Goya (1941); A.Malraux, Dessins de Goya au Musée du Prado (1947); A. Vallentin, Goya Desastres de la guerra (1955); E.Lafuente Ferrari, Les fresques de S.Antonio de la Florida a Madrid (1955); J.Ortega y Gasset, Goya (1958); E.Lafuente Ferrari, Goya, gravures et lithographies (1961); F. Nordstrom, Goya, Saturn and melancholy (1962); X.de Salas, Goya (1962); E.du Gué Trapier, Goya and his sitters (1964); T.Harris, Goya engravings and lithographs (2 dln. 1964); P.Gassier, Goya (1965); J.Gudiol, Goya (4 dln. 1968); D.B.Wyndham Lewis, De wereld van Goya (1969); A.Beltrdn, Goya en Zaragoza (1971); H.Thomas, The third of May 1808 (1972); P.Gassier, Les dessins de Goya (1973); J.Gantner, Goya, der Künstler und seine Welt (1975); E.A.Sayre, The changing image: prints by F.Goya (1975).