bn. en bw. (-der, -st),
1. (van spijs en drank) bedorven, onsmakelijk: gore melk; dat spek is -;
2. onzindelijk, ongewassen, niet helder, groezelig: dat goed ziet er uit; wat ziet dat kind er uit; gore taal uitslaan, vuilbekken; een gore tint hebben, er ongezond vaal uitzien; in volkstaal met scheldwoorden verbonden: gore dief!