[➝15e-eeuwse Parijse wolverversfamilie Gobelin], m./o. (-s), met de hand geweven wandtapijt uit wol of zijde, ofwel uit beide, met ingeweven kleurrijke voorstellingen en figuren.
(e) Gobelin wordt geweven door in opgespannen kettingdraden de figuren in kleur, naar voorgetekend dessin, in effen binding in te vlechten. De inslagen worden niet steeds over de volle breedte ingelegd, maar elk onderdeel van de tekening wordt in zijn geheel afgeweven, en pas daarna de naastliggende delen van het weefsel. Hierdoor ontstaan open spleten in het gobelindoek, die met naald en draad gehecht worden. Grondstoffen zijn natuurzijde, wol, linnen, katoen, soms gouden zilverdraden. De benaming wordt ten onrechte gebruikt voor alle geweven tapijtwerk.
De grondslag van het vervaardigen van gobelins werd gelegd door Frans van der Plancken (de la Planche) uit Oudenaarde en Mare Codmans uit Antwerpen. Deze tapijtwevers werden door koning Hendrik iv naar Parijs geroepen om Frankrijk onafhankelijk te maken van de Vlaamse tapijtwevers . In 1607 kwamen zij in het bezit van een ververij die ca.1446 door Jean Gobelin was opgericht in de Faubourg Saint-Marcel. Bij voorkeur werden Vlaamse gobelinwerkers in dienst genomen. In 1662 richtte minister J.B.Colbert het atelier van de Gobelins de Manufacture Royale de Meubles de la Couronne in. Deze centraliseerde o.m. de bestaande tapijtweversateliers te Parijs. De leiding kwam in handen van Charles Le Brun.
Na zijn dood (1690) geraakte het atelier in verval, maar de afdeling voor tapijtwerk bleef tot op heden als staatsmanufactuur bestaan. Ook de manufactuur van de Savonnerie, die vloertapijten produceert, is er sinds 1826 gevestigd, en sinds 1940 de tapijtweverij vanBeauvais. Pierre Mignard had na de dood van Le Brun korte tijd de leiding van de Manufacture. In de 18e eeuw stonden meestal architecten aan het hoofd, maar er bleven ook schilders als Claude lil Audran, C.A. Coypel, J.B.Oudry, A.F.Desportes en F.Boucher aan-verbonden. Ten tijde van koning Lodewijk XIV werden 1200 tapijten geweven in de Gobelins; enkele duizenden tapijten werden vervaardigd tijdens de regering van Lodewijk xv en van Lodewijk xvi.
In de 19e eeuw was de produktie veel geringer zowel naar aantal (ca. 600) als naar kwaliteit. Na 1900 vond een opleving plaats. Er wordt gewerkt naar kartons van o.a. J.Lurjat, C.Gromaire, M.SaintSaëns. Op de plaats van de Manufacture des Gobelins te Parijs is het Musée des Gobelins gevestigd. litt. M.Fenaille, État général de la manufacture des Gobelins... (1903-23); H.Goebel, Wandteppiche II (1928); J.Duverger, Bijdrage tot de gesch. van de Oudenaardse tapijtenkunst en tapijthandel I (1953); R.A.Weigert, La tapisserie française (1956).