Oosthoek Encyclopedie

Oosthoek's Uitgevers Mij. N.V (1916-1925)

Gepubliceerd op 27-06-2020

gitaarvis

betekenis & definitie

v./m. (-en), typische roggesoort uit de familie gitaarvissen met een platte, min of meer spits driehoekige of spadevormige kop en een rond, dun uitlopend achterlijf; de staart loopt uit in een één of tweelobbige staartvin.

(e) De familie gitaarvissen (Rhinobatidae, orde -vrogvormigen) omvat ca. 45 soorten. De tropische soorten zijn de echte gitaarvissen. Zij leven op de bodem, gewoonlijk gedeeltelijk ingegraven onder zand of slik, en voeden zich met schaaldieren, kleine vissen en andere bodemdieren die zij met rijen afgeronde tanden vermalen. Zij schijnen grote schade te kunnen veroorzaken in pareloesterbedden. Eierleggend of eierlevendbarend. Lengte tot ca. 2 m, meestal aanzienlijk minder, 50-100 cm.

< >