Frans filosoof en historicus van de filosofie, *13.6.1884 Parijs. Gilson was hoogleraar te Straatsburg, later aan de Sorbonne en aan het Collège de France te Parijs.
In 1950 emigreerde hij naar Canada. Gilson beschouwde de middeleeuwse filosofie als de enige oorspronkelijke, die haar thematiek ontleende aan een diepe bezinning op de christelijke waarden. Daarom trok hij de oorspronkelijkheid van R.Descartes in twijfel. Hij beschouwde de middeleeuwse filosofie als de legitieme voorbode van het moderne denken. Tegenover de leer der kennis stelde Gilson een zijnsleer, waardoor hij in de buurt kwam van het moderne →existentialisme. Zijn →thomisme draagt duidelijk de sporen van de →neoscholastiek.
Werken: La liberté chez Descartes et la théologie (1913), La philosophie au moyen âge (2 dln. 1922; 2e dr. 1944), Études sur le rôle de la pensée médiévale dans la formation du système cartésien (1930), L’esprit de la philosophie médiévale (1932; 2e dr. 1944), La théologie mystique de Saint Bernard (1934), Le réalisme méthodique (1935), Christianisme et philosophie (1936), Reason and revelation in the middle ages (1938; Ned. vert. De middeleeuwse wijsbegeerte, 1940), Réalisme thomiste et critique de la connaissance (1939), L’être et l’essence (1948; 2e dr. 1962), J.Duns Scot (1952), Les métamorphoses de la cité de Dieu (1952), History of philosophy in the middle ages (1955), Introduction à la philosophie chrétienne (1960), The arts of the beautiful (1965), La société de masse et sa culture (1967).LITT. J.Maritain enz., E.Gilson (1950); C.O’Neill, An E.Gilson tribute (1959).
