(gilde, heeft gegild),
1. (onoverg.) schelle kreten doen horen: het kind ligt al een kwartier te —; gil niet zo!, schreeuw niet zo hard; — als een mager speenvarken; het is om te —, om het uit te gieren van het lachen, zo gek;
2. (overg.) gillend roepen of uitroepen: o, neen, neen!, gilde zij;
3. (onoverg.) (van zaken) een hoog en schel geluid laten horen:
de locomotief stoof gillend voorbij; (radio) door genereren een schelle toon voortbrengen.