[Hebr., heuvel], oudtestamentische naam van verscheidene plaatsen in Kanaän. De twee belangrijkste zijn:
1. Gibea in Benjamin, ten noorden van Jeruzalem, de plaats waarvan de inwoners door een schanddaad jegens de bijvrouw van een er logerende Leviet de wraak der overige Israëlieten tegen de Benjaminieten veroorzaakten. Gibea was koning Sauls hoofdstad en hoofdkwartier van Saul en Jonathan in hun strijd tegen de Filistijnen. Sauls zeven zonen werden er later opgehangen. Sommige geleerden identificeerden dit Gibea met Tell-el-Foel aan de gewone verkeersweg over de heuvels van Jeruzalem naar Bethel. De Amerikaanse archeoloog W. Albright meende bij zijn opgravingen (1922—33) hier de burcht van Saul te hebben gevonden. Anderen identificeren het Gibea van Saul echter met het huidige Djèba;
2. Gibea in het gebergte van Juda, waarvan de ligging onzeker is. LITT. W.Albright, The archaeology of Palestine (1954); K.Kenyon, Archaeology in the Holy Land (1960); L.Sinclair, An archaeological study of Gibbeah (1960).