v. (-s), helpster in een gezin waarvan de moeder tijdelijk niet in staat is het huishouden (volledig) waar te nemen.
(e) In Nederland is de gezinsverzorgster een maatschappelijk werkende die een speciale opleiding heeft genoten om in geval van nood de huisvrouw te vervangen of te assisteren. In minder gecompliceerde gevallen treedt als zodanig de gezinshulp op. De gezinsverzorgster wordt in België familiale helpster genoemd. De diensten voor gezinshulp, gegroeid uit het particulier initiatief, werden door de Belg. wetgever in 1949 erkend. Een aparte plaats in de gezinshulp hebben de diensten voor bejaardenhulp, die steeds meer uitgroeien tot een afzonderlijke tak, zowel wat opleiding en organisatie als criteria van hulpverlening betreft. De gezinshulp in het algemeen en ook de bejaardenhulp evolueren steeds meer naar een werking in ruimer maatschappelijk werkverband. Een Nationale Raad der Diensten voor Gezinshulp, opgericht in 1954, fungeert als coördinatiecomité en geeft advies aan de bevoegde minister.
